De invloed van dracht op de uitscheiding van antistoffen

Er zijn vele factoren die invloed hebben op de hoeveelheid antistoffen Para TB die een geit uitscheid via haar melk. Een van deze factoren is de dracht. 
Voor je wat kunt zeggen over het antistof niveau en de invloed van dracht hierop is het noodzakelijk om een aantal dieren gedurende een langere tijd te volgen. Dit heeft ELDA gedaan in samenwerking met een geitenhouder en diens dierenarts. In dit onderzoek hebben we gezamenlijk d.m.v. het nemen van melkmonsters een aantal dieren op dit bedrijf gevolgd tijdens de eerste lactatie en de start van de 2e lactatie.

Hieronder zijn de grafiekken te zien met daarin de resulaten van de gevolgde dieren tijdens de proef. De dieren in het rood zijn dieren die gedurende de hele lactatie een verhoging hebben in antistoffen. De dieren in het blauw zijn gedurende de hele lactatie laag, met een uitzondering kort na en kort voor aflam. De dieren in het groen hebben in de periode niet afgelamd. 



Verloop Antistof niveau's

In de bovenstaande grafiek is het individueel antistof niveau per dier in kaart gebracht. Op dit bedrijf lammeren de geiten in de periode van januari af. 


Als je vervolgens van deze dieren de melkproductie in deze periode gaat bekijken zie je het volgende (zie de grafiek hieronder). In deze grafiek zijn de dieren in dezelfde kleur categorieën ingedeeld. Waarbij rood positieve dieren zijn in antistoffen, blauw dieren zijn die gedurende de lactatie negatief zijn, en rond aflammeren positief worden, zwart dieren die gedurende de lactatie negatief zijn en dit rond aflammeren ook blijven en groen de dieren die niet hebben afgelamd.





De dieren met een antilichaampiek rond aflammen (zowel de dieren die tijdens de lactatie positief als negatief waren) , laten tegelijkertijd een sterke daling in de melkgift zien. Een laagblijvend antilichaamniveau gaat gepaard met een minder grote melkproductiedaling in de periode rond aflammen, Dieren die niet hebben afgelamd laten in beide grafieken weinig verandering zien in de maanden december/januari.


Uit deze resultaten kan niet worden geconcludeerd of het einde van de dracht OF de verlaagde melkproductie ten gevolge van eind van de dracht de oorzaak is van het verhoogde antistof niveau. De verwachting is dat beide een rol spelen. De dieren gaan meer antistoffen produceren en geven deze af in een lagere hoeveelheid geproduceerde kg melk. Uit de resultaten uit dit onderzoek zou de voorzichtige conclusie kunnen worden getrokken om dieren niet individueel te onderzoeken 2 maanden voor of na aflam. 

Aan de hand van deze onderzoeksresultaten kan wel worden geconcludeerd dat eind dracht geen juist moment is voor individueel onderzoek op de aanwezigheid van para tb antistoffen bij melkgeiten. Ook kan uit deze resultaten worden afgeleid dat een tijdelijke verhoging van het % antistof uitscheidende dieren tijdens of net voor het aflam seizoen hierdoor veroorzaakt kan worden. Het is daarom van belang het percentage antistof uitscheidende dieren over een langer periode te monitoren om de ontwikkelingen op uw bedrijf te volgen.